Universum

Spread the love
image_pdfimage_print

IS ER TOEVAL IN HET UNIVERSEEL GEBEUREN ?

1. Inleiding.
2. Tendentieus denken bij vele wetenschappers i.v.m toeval.
3. Rationeel denken is het identiteitsaxioma eerbiedigen.
3. 1. Het heilige en het identiteitsaxioma.
4. Het beginsel van voldoende reden.
4. 1. Hoe redeneert men bij het zoeken naar een voldoende reden?
4. 2. Een onjuiste redenering.
4. 3. Een antwoord.
4. 4. Welk is de oorzaak van God?
4. 5. Een axioma is een universeel gegeven.
5. En de mutaties van Darwin?
6. Een slotgedachte.

1. INLEIDING
Toeval binnen het totale kader van het “Zijn”. Het is belangrijk de samenhang van de levensomstandigheden te vatten en te begrijpen dat ze niet toevallig zijn en slechts betekenis hebben in een groter geheel. Dit werd reeds besproken in het hoofdstuk: “Zijn onze levensomstandigheden toevallig?”. Ook het ontstaan van het universum en de evolutie ervan moeten we plaatsen in een totaal kader van zingeving. Waarom zijn de levensomstandigheden zoals ze zijn? Waarom ontstaat er een universum, waarom evolueert het zoals het nu is en wat is de bedoeling hiervan?

De theosofie geeft een omschrijving van de aard, de structuur, de oorsprong, bestemming en werkingen van het heelal en van de grote scharen van wezens die het bewonen. Wanneer een nieuwe cyclus zich manifesteert na een pralaya (rustperiode), gebeurt dit niet in het wilde weg, op wanordelijke wijze of bij toeval. Ook op het vlak van het universele gebeuren stelt de theosofie voorop dat er geen toeval bestaat. Op de metafysische, t.t.z. de laatste ultieme vragen geven wij in het kader van onze bijeenkomsten een visie, een oordeel omtrent:

  1. De werkelijkheid (ontologie of zijnsleer)
  2. Het heelal (kosmologie)
  3. De mens (antropologie)
  4. De godheid (theologie)

Dit onderwerp is dus volop op zijn plaats.

2. TENDENTIEUS DENKEN bij vele wetenschappers i.v.m TOEVAL
Het centrale dogma van heel wat moleculaire biologen en fysici is dat binnen het universele evolutionaire gebeuren het toeval, het ontstaan en de bron is van de vooruitgang.

Stephen Hawking, één van de bekende fysici, suggereert dat er geen schepping of oorzaak zou nodig zijn voor het universum, omdat de tijd samen met het universum is ontstaan. Dit is echter een onjuiste identificatie van het feit dat er enerzijds “geen vóór was” en anderzijds dat hieruit zou volgen dat iets “uit zichzelf zou kunnen bestaan”. Het is niet omdat er “geen tijd was” vóór het ontstaan van de wereld, dat deze wereld geen oorzaak zou moeten hebben. Richard Dawkins een moleculaire bioloog en andere wetenschappers, ook sommige filosofen, vinden het heel onwetenschappelijk te spreken in termen van “vóór de big bang”, maar is het dan wél wetenschappelijk te beweren dat er geen oorzaak moet zijn voor het ontstaan van het universum?
De natuurkundige Heinz Pagels stelt enkele vragen bij deze gedachtengang: “Het niets ‘vóór’ de schepping van het heelal is volgens hen de diepste leegte die we ons kunnen voorstellen. Er was ruimte, tijd, noch materie. Het zou een wereld zijn zonder plaats, zonder duur of eeuwigheid, zonder getal, het is wat de wiskundigen de nulverzameling noemen. Toch zet deze ondenkbare leegte zichzelf om in een volheid van bestaan, het noodzakelijk gevolg van natuurkundige wetten. Waar in die leegte staan deze wetten geschreven? Wat ‘vertelt’ die leegte dat ze zwanger is van een mogelijk heelal? Klaarblijkelijk is zelfs die leegte aan wetmatigheid onderhevig, aan een logica die aan tijd en ruimte voorafgaat.”

Binnen het theosofisch denken aanvaardt men ook geen ‘volstrekte leegte’ vóór het ontstaan van het universum. Men stelt een doorlopend gebeuren voorop. Na elke manifestatie (universum) is er een pralaya (rustperiode), deze levenstrilling van een vorige cyclus zal na een lange rustperiode terug in werking treden. Dit gebeurt zoals voor het universum ook in kortere tijdsspanne analoog voor elk melkwegstelsel, zonnestelsel, planeet, enz.. Ons universum is dus het resultaat van een vorig universum en zal de oorzaak zijn van het volgende. Dit gebeurt zo continu en kent noch begin noch einde. Dit laatste gaat ons beperkt begripsvermogen te boven. Deze vooropstelling veegt alle argumenten van oorzaken vóór het universum van de tafel. Er is eeuwige continue oorzaak buiten tijd en ruimte. Maar laat ons eens even verder luisteren naar de ongerijmde redenering van de materialistische visie.

De materialistische wetenschappers beweren: “De oerknal is er”, zonder naar de voldoende reden te vragen. Dit gelijkt op de arts die zegt: “Zieke, uw ziekte is er”, zonder er de reden van te zoeken. Of Newton die zegt: “De appel valt en daarmee is de kous af”, zonder zich de vraag te stellen waarom die appel valt. Die denkwijze is typisch in sprookjes. In sprookjes zijn de dingen er plots, zomaar, de reden blijft onbesproken. Er is een stap gezet in het verhaal van het sprookje, maar deze stap kan men niet zetten in de realiteit!

3. RATIONEEL DENKEN is het IDENTITEITSAXIOMA eerbiedigen.
Dit houdt in dat men een fenomeen of waargenomen feit in zijn complexiteit – existentie maar ook essentie – moet beamen en erkennen. In ons geval is dat het fenomeen, het bestaan van een universum met miljarden melkwegstelsels en met zelfbewuste wezens zeker op onze planeet aarde. Wie had er behoefte aan de complexiteit van het “Zijn”, tegenover de eenvoud van het niet zijn?

De rationeel denkende mens die geconfronteerd wordt met dit gegeven wil dit niet loslaten, deze identiteit erkennen en er een antwoord op vinden.

  • 3. 1. Het heilige en het identiteitsaxioma.
    Onze geest functioneert niet enkel als ervarend of redenerend vermogen, maar wordt ook op fundamentele wijze aangesproken in zijn authenticiteit, ja in zijn geweten. Zodoende dient zich in de aanspraak op erkenning van de toedracht (de waarheid) van een fenomeen in zijn totaliteit, in casus: ons universum. Daarin dient zich iets ‘hogers’ aan, iets wat onschendbaar is. Dat ‘hogere’ vertoont alle kenmerken van wat de mensheid ‘het heilige’ noemt. In dit rationeel-logisch verband is heilig, al wat zo is, dat het onvoorwaardelijke eerbied afdwingt. Het is een eerbiediging, een beaming of instemming in geweten, in het diepste van onze geest. Met andere woorden: in de waargenomen identiteit van alles wat is toont zich het heilige.
    Men kan het wel ontkennen, maar eigenlijk mag het niet geschonden worden door ontkenning of door het te negeren. Dit is wat gebeurt wanneer men op lichtzinnige wijze de causaliteit van het universum bagatelliseert. De vraag naar de ‘voldoende reden’ krijgt dan als antwoord: “een onnodige hypothese”, van de natuurkundige Henri Laplace. “Het is niet wenselijk de vraag te stellen”, Nietzsche, filosoof. Het is “ongepast” en een “futiliteit” de vraag te stellen, met het kwade van Auschwitz in het achterhoofd, Heidegger, filosoof. “Het is een intellectueel overbodige vraag”, Prof. Apostel filosoof van Gent. “Het universum is er gewoon, en dat is het“, de Engelse wiskundige Bertrand Russell. En als de klap op de vuurpijl, de antropoloog Pinxten van de universiteit van Gent: “Een overbodig wezen schept in een zinloze wereld, een niet bestaande God”.

Deze uitspraken zijn niet alleen lichtzinnig maar ook irrationeel, en dat door wetenschappers, waarvan sommige van ‘wereldniveau’(?). Dit bewijst opnieuw dat eruditie (geleerdheid) enerzijds en inzicht en wijsheid anderzijds, niet hetzelfde zijn. Ze zijn te vergelijken met kinderen in een kleuterklas. Wanneer zij op het bord zien staan 2 + 2 = , zien zij wel de krijtvormen, maar niet het fenomeen in zijn totaliteit. Later zal de kleuter in de lagere klas, na uitleg van de meester het fenomeen in zijn geheel zien, nl. een gegeven en een gevraagde die een antwoord vraagt.

De mens staat dus niet alleen voor een gegeven maar ook voor een gevraagde en een rationeel antwoord. Een rationeel antwoord is namelijk de voldoende reden van een fenomeen. Blijkbaar zien die zogenaamde ‘geleerden’ zoals de kleuters alleen de ‘krijtvormen’, t.t.z de uiterlijke vormen maar niet de essentie met zijn gevraagde. Deze lichtzinnige uitspraken zijn wat wij zouden noemen: ‘het niet respecteren van het identiteitsaxioma’. De appel valt en daarmee basta, zo redeneren zij. Newton heeft zich wel de vraag gesteld ‘waarom de appel valt’; zo wij stellen in navolging van Newton de vraag: “Waarom is er een universum zoals het er is, existentie en essentie, welk is de voldoende reden hiervoor?

4. HET REDENAXIOMA of het beginsel van voldoende reden
Oger spreekt in het “Tijdschrift voor filosofie” over het laatste axioma: “Al wat is, heeft in of buiten zich zijn voldoende reden of grond.” Het rationalisme, in zijn moderne vorm vooral, kent sedert het postmodernisme (dat alles in vraag stelt) een crisis van zijn grondslagen. Het blijft maar om bewijzen vragen als vast hanteerbaar criterium dat ware en onware oordelen kan onderscheiden, ook voor het redenaxioma, daar waar het onbetwijfelbare en universele grondslagen betreft.

Het fundationalisme, (grondslagen of fundaties) – de term niet pejoratief gebruiken! – is in het gedrang geraakt: het feit dat men “in naam van” onbetwijfelbare, universeel geldende grondslagen (fundaties) denkt, wordt ondergraven.

  • 4. 1. Hoe redeneert men, bij het zoeken naar een voldoende reden?
    Het beginsel van voldoende reden redeneert van het fenomeen naar de voldoende reden ervan. Toegepast luidt het: “Welke is de voldoende reden van de totaliteit zoals zij is (existentie en essentie)?”.
    Indien het oorzakelijkheidbeginsel niet op de totaliteit van ons universum mag toegepast worden, behelst dit, dat alles afzonderlijk in dit universum een verklaring, een voldoende reden zou hebben, behalve de totaliteit van alles. Door wie en hoe kan dit bewezen worden? Dit komt overeen met de totaliteit a-priori als irrationeel toeval te bestempelen. Het is bijgevolg een irrationele stelling. Immers, alle subtotaliteiten hebben hun eigen voldoende reden die maakt dat zij er zijn (existentie) en zijn zoals ze zijn (essentie). Waarom zou de totaalverzameling van al deze subtotaliteiten, die het heelal is, geen eigen voldoende reden hebben? Kan het heelal geen verzameling en systeem zijn met eigen structuur en voldoende reden?
    Wie niet de voldoende reden zoekt vervalt in een fenomenisme, dit is: een gegeven zonder verklaring. Het is alsof Newton alweer zou zeggen “De appel valt en daarmee gedaan”. Wetenschap is én fenomenologie én logica, t.t.z. het fenomeen (het universum in ons geval) wordt in zijn totale identiteit erkend en rationeel logisch verklaard.
  • 4. 2. Een onjuiste redenering.
    Niettemin beweren wetenschappers, o.m. de bioloog Richard Dawkins (in VRT 9/12/2001 in “Overleven”) dat het universum uit het niets kan zijn ontstaan (eventueel geen reden heeft), zonder het begrip “niets” te definiëren. In de filosofie gebruikt men het begrip ‘niets’, in de absolute zin. “Indien er geen wetenschappelijke reden is”, aldus Dawkins, “is er misschien geen reden.”. “Geen reden?”, dit komt alleen voor in sprookjes. Hoe kan uit het totale niets, plots iets ontstaan?
    Wanneer men dus aanneemt dat er iets niet-deduceerbaar is (kan afgeleid worden van iets) in de volstrekte zin, dan neemt men aan dat het “zonder voldoende reden is, maar er toch is”. Wat dus voor elk rationeel denkend mens een irrationaliteit behelst.
  • 4. 3. Een antwoord.
    Alleen indien men het axioma “al wat is, is er dank zij zijn voldoende reden (in of buiten zichzelf of de twee tegelijk)” universeel stelt, dan huldigt men een gezonde rationaliteit. Zoniet huldigt men enkel een beperkte rationaliteit en duidt men het redenaxioma niet universeel maar particulier.
    Ook Heisenberg, een reus van de moderne fysica, zegt dat geen enkel wetenschappelijk argument de veronderstelling kan tegenspreken dat er een oorzaak moet zijn voor het onbetwistbare feit van het bestaan van het universum.
    Onze vraag is dan: “Hoe zijn de wetten ontstaan zoals ze zijn, die aan de basis liggen van het universum en het leven dat eruit voortkwam?” Het is niet omdat we bepaalde wetten kennen, dat deze wetten geen voldoende reden moeten hebben voor hun bestaan en dat God deze reden niet zou kunnen zijn.
  • 4. 4. Welk is ‘de oorzaak’ van God dan?
    Natuurlijk rijst dan de vraag: en de voldoende reden van God, het oerbegin van de totale werkelijkheid, is dat dan geen louter toeval? Indien het toeval was, zou het noch in zich noch buiten zich, een voldoende reden hebben. Dit zou neerkomen op een absurditeit. Daarom nemen wij aan dat het Oerbegin de voldoende reden in zichzelf bezit, daarom is Hij ook God. Als beperkt mens kunnen we die voldoende reden niet kennen, maar kunnen we wel de noodzakelijkheid ervan logisch verantwoorden.
    Dat alles een voldoende reden heeft, belet niet dat voor ons kenvermogen vele gegevens als toeval overkomen. Maar dat wij dit cognitief (met ons kennis-vermogen) als toevallen menen vast te stellen, bewijst nog niet dat dit ook objectief zo is. Het is doordat zelfs de intelligentste wetenschappers en filosofen het onderscheid tussen het objectief verloop der dingen en het cognitief vatten van diezelfde dingen niet zuiver definiëren, dat zij het ten onrechte als toeval duiden. Het zou zuiverder denken zijn, indien men vooropstelde de voldoende redenen niet te kennen. Wat een voldoende reden heeft, ontsnapt aan toevalligheden in de absolute zin. Het komt bij grondige analyse als noodzaak naar voor. Stel voldoende reden voorop en het verloop volgt noodzakelijk. Er zijn anorganische, plantaardige, dierlijke en menselijke noodzaak, noodzaken die kwalitatief verschillen naargelang de natuurwetten waaraan zij onderhevig zijn.
  • 4. 5. Een axioma is een universeel gegeven.
    Het redenaxioma blijft dan een axioma, dat vanuit een oerintuïtie als universeel geldig wordt aanvaard en dat feitelijk niemand ernstig of gegrond (met bewijzen zoals de rationalisten het zelf willen) in twijfel kan trekken. Zolang dus niemand dit axioma kan weerleggen, blijft het geldig als werkhypothese.
    De wetenschap met haar redeneringen is ook niet vrij van axioma’s, met andere woorden: een vooroordeelsvrije wetenschap bestaat niet. Axioma’s zijn per definitie onbewijsbaar in de apodictische zin, alle denkende mensen op een onweerlegbare manier overtuigend. Vandaar dat men in de religies logisch en consequent spreekt van “geloof”, waar men het in de filosofie en de wetenschap “axioma” noemt.

 

 

5. EN DE MUTATIES VAN DARWIN?
Charles Darwin dacht het toeval niet enkel als de ontmoeting van twee reeksen die onafhankelijk van elkander zijn, nl. de reeks der kleine erfelijke wijzigingen (de mutaties) en die der omgevingswijzigingen. Hij kende aan het toeval (bij de mutaties) ‘een verklarende rol’ toe die werkt binnen de natuurprocessen zelf.
“Verklarende rol” betekent dat het toeval – dat wezenlijk staat of valt met de onbekendheid der voldoende redenen van wat “toevallig gebeurt” – de rol van voldoende reden of grond krijgt in Darwin’s denken. Een voldoende reden geven aan iets die het niet heeft, kan echter niet.

Als men iedere biologische mutatie apart beschouwt, kan zij een toeval lijken. Gaat onze cognitie (kennis) verder en beschouwen wij én het levend wezen én diens situatie in het totaal kader, dan is de mutatie geen puur toeval meer als men het onvoorstelbaar complexe van het resultaat ziet. Zo kan men de evolutie situeren in het omvattend kader van Gods plan inzake de zich ontwikkelende schepping.

6. EEN SLOTGEDACHTE
Zolang men een verloop – bijvoorbeeld het verloop van de kosmos vóór het verschijnen van de mens – enkel op zich beschouwt, dan is het opdagen van leven of mens “zonder reden” (niet deduceerbaar uit de kosmos zonder leven) en dus ‘toeval’. Maar het moet eerst bewezen worden dat buiten dat verloop er geen reden of verklaring mogelijk is, vooraleer dat men alle doelgerichtheid uitsluit. M.a.w indien bij gebrek aan informatie een wetenschapper tot ‘toeval’ besluit, dan betekent dat enkel dat zijn kennis niet ver genoeg reikt en naar meer informatie moet zoeken vooraleer tot “een reeks toevallen” te besluiten. Wat eigenlijk – platonisch – een irrationalisme is.

De uiteindelijke vraag luidt of de werkelijkheid rationeel (redelijk verantwoord) is of niet. De complexiteit van het universum, de pracht van de eindeloze levensvormen en de hogere faculteiten die de mens bezit, overtuigen ons ervan dat de werkelijkheid ontegensprekelijk rationeel is. Als ze rationeel is, heeft ze een rationeel voldoende reden en kunnen wij als mens ons dus ook de vraag stellen welk deze reden kan zijn.