Karma

Spread the love
image_pdfimage_print

De mens erft het meest van zichzelf

 

1. DEFINITIE
Reïncarnatie (die we in het vorige thema bespraken) en karma zijn te vergelijken met een eeneiige tweeling: ze zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Karma is de wet van oorzaak en gevolg op het geestelijke vlak. Het is een wet van actie en reactie en het werkt grotendeels zoals de natuurkundige variant ervan. Het is een neutrale,  onpersoonlijke wet, te vergelijken met een spiegel: ongeacht wat er voor de spiegel komt, het wordt weerkaatst. Het is dus geen straf, maar een gevolg dat positief of negatief is, afhankelijk van het respecteren of overtreden van de universele goddelijke wetten. Karma is een natuurwet van geestelijke aard. De wet werkt ook als men er zich niet van bewust is of er niet in gelooft. Wanneer een kind zijn hand tegen de hete kachel steekt zal het zich verbranden. De kachel zal niet zeggen: “Och, het is toch zo’n onwetend lief kind, deze keer zal het zich niet verbranden.” Bij het zich verbranden zal het kind iets geleerd hebben.

Dit is ook de pedagogische bedoeling van de wet van karma, naast zoveel andere.
Men kan het karma in verschillende soorten verdelen. Er is het karma dat in het verleden is ontstaan en dat zich nu begint uit te werken. Dit noemt men ‘rijp’ karma. Er is ook het karma waarvan we nu de oorzaken leggen en die we ‘onrijp’ karma kunnen noemen.

Er is ons eigen individueel karma, familiekarma, nationaal karma, karma van de aardbol, enz… Zo wordt de mens in een bredere stroom van het lot en van actie gebracht dan zijn eigen karma. Hij wordt dus meegevoerd door de stroom van omstandigheden, hoewel in laatste instantie als gevolg van zijn eigen zaaien van karmische oorzaken in het verleden, samen met het karma van het volk waartoe hij behoort. Een overstroming of een aardbeving treft de streek waar hij woont. In elk van die gevallen heeft de mens die zich in zo’n omgeving bevindt, zich daar geplaatst als resultaat van vroeger karmisch handelen in dit of in een vorig leven.

Een dier maakt geen karma omdat dit het sterke vermogen van wil, oordeel, onderscheid of keuze niet heeft. Een zwakzinnige is eveneens relatief zo niet helemaal ontoerekenbaar en kan in die situatie geen karma produceren. Het karma heeft dus geen invloed op hem, behalve zuiver fysiek. Wanneer een zwakzinnige zijn hand in het vuur steekt zal hij zich wel verbranden juist zoals een kind die nog niet kan oordelen. Niettemin heeft vroeger, niet uitgewerkt karma, de zwakzinnige in een bepaald karmische situatie gebracht en moet er dus een hoeveelheid fysiek karma in een incarnatie worden uitgewerkt. Karma kan maar een uitwerking hebben op het lot van een mens als er vermogens van vrije wil en keuzes zijn (bij een zwakzinnige was deze vrije wil en inzicht er wel in een vorig leven).

De gevolgen van negatief karma zijn een gevolg en geen straf, maar dit belet niet dat er een fout en dus een schuld is. Inzicht in zijn fouten moet resulteren in het bewust aanvaarden van de karmische gevolgen die het met zich meebrengt, om het gestoorde evenwicht te herstellen en om er de nodige lessen uit te leren. Ook al kent men meestal (zeker niet uit vorige levens) niet in detail welke verkeerde handelingen men heeft gesteld, het heeft een verband met het huidige karma en het waren verkeerde handelingen. Karma is dan het mechanisme dat de gevolgen van die schuld regelt en die tot schuldbewustzijn kunnen leiden.

Karma is dus geen rechtspraak, maar begeleiding voor meer eigen inzicht. De feitelijke daad op zichzelf heeft wel zijn gevolg, maar vooral de intentie die erachter zit bepaalt voor een groot deel de karmische gevolgen. Karma zorgt voor besturing, geestelijke genezing, zuivering en evolutie van de individualiteit. Al onze emoties, gedachten, woorden en daden vormen een oneindig spel van karmische oorzaken en gevolgen, die volgens deze subtiele wet wordt geregeld, doorheen vele levens.

Het karma is een nooit falende wet van rechtvaardigheid, wijsheid en intelligentie. Het is immers in zijn gevolgen een onfeilbare hersteller van menselijke onrechtvaardigheid en van alles wat misgaat in de natuur, die met dezelfde onpartijdigheid beloont en straft. Ze werkt in de meest strikte betekenis ‘zonder aanzien van de persoon’. Men kan het niet door gebed afkopen of buiten werking stellen.

Het is dus de wet van vereffening, die er altijd op gericht is een verstoord evenwicht in de materiële, en een verbroken harmonie in de morele wereld te herstellen wat de basis is voor het bestaan van het heelal. Karma is noch noodlot noch toevallige activiteit, het behoort tot de essentie van het kosmisch denkvermogen en is er dus een functie van. Dit is een geloof dat Hindoes, boeddhisten, de mysteriescholen en de esoterische leer gemeen hebben.

Het volgende voorbeeld van de vijver zal ons dit beter doen begrijpen. Er valt een steen in het water die storende golven doet ontstaan in het effen oppervlak. Die golven gaan heen en terug, totdat ze tenslotte als gevolg van verlies van energie bedaren en het water tenslotte terugkeert tot zijn toestand van volkomen rust. Op overeenkomstige wijze brengt elke negatieve actie, op elk gebied, een verstoring teweeg in het harmonisch evenwicht van het heelal en de daardoor voortgebrachte trillingen zullen zich heen en terug blijven bewegen op hun begrensd gebied, tot het evenwicht is hersteld.

Men heeft de neiging in deze wet, met dit voorbeeld van de vijver, niets van morele aard te zien. Het komt over als een natuurwet van actie en reactie. De theosofen stellen voorop dat ‘goed’ en ‘harmonie’ synoniem zijn, evenals ‘kwaad’ en ‘disharmonie’. Alle pijn en lijden zijn het gevolg van het ontbreken van harmonie en de enige basisoorzaak voor de verstoring van de harmonie is de zelfzucht in de een of andere vorm. Daarom stuurt karma naar iedere mens de werkelijke gevolgen van zijn eigen daden terug, zonder te letten op de morele aard daarvan, maar zelfzucht ligt altijd aan de basis en er is dus wel een morele achtergrond. Het is duidelijk dat de mens ook de vreugde en blijdschap zal oogsten als vrucht van al het geluk en de harmonie waartoe hij heeft bijgedragen.
Karma is zo belangrijk dat men deze wet mag beschouwen als de basis voor alle andere wetten die in de natuur bestaan.

2. KARMA SLUIT ELK TOEVAL UIT IN HET LEVEN
De esoterische filosofie verwerpt als filosofisch onhoudbaar de in de westerse heersende opvatting dat toeval de oorzaak is van situaties of een samenloop van omstandigheden, of het milieu waarin wezens zich bevinden. Een heelal waarin ook maar in enige mate blind toeval is, moet een heelal zijn dat op wetteloosheid is gebaseerd en niet op rede of denkvermogen. We leven niet in een heelal van toeval (dit wordt nog in een volgend artikel als thema grondig behandeld.) Fysieke oorzaken en gevolgen vormen de basis van zowel wetenschappelijke kennis als dagelijkse beslissingen.  We beseffen niet dat de fysieke wereld slechts het gevolg of de buitenste schil is van een kosmos die geheel is samengesteld uit graden van bewustzijn die niet gemakkelijk door onze zintuigen kunnen worden waargenomen. De kosmos bestaat uit een grenzeloos web van onderling verbonden levens die op elkaar inwerken en reageren en door vaste wetten worden geregeld.

Wat men dus gewoonlijk toeval noemt, betreft alleen maar dat waarvan kennis of onderzoek nog niet voldoende aan het licht heeft gebracht en we zien niet in dat het een schakel is in de keten van de universele veroorzaking. Omdat we deze schakel van deze keten van oorzaken die de omstandigheden teweegbrengen niet zien – onze onderlinge banden, ons geluk, ons lijden – zijn we geneigd dit te verklaren als toeval, of geluk hebben, of het lot, of de wil van God. De oorzakelijke verbanden van karma worden zeker niet erkend als we de mening zijn toegedaan dat we nu voor de eerste maal op deze aarde komen. Als we echter rekening houden met de reïncarnatieleer en nadenken over de vele oorzaken die we in één leven in beweging hebben gezet, dan hoeven we ons niet te verbazen over de verscheidenheid van omstandigheden in deze wereld.

De natuur, of de universele kosmos is een organisme, opgebouwd uit ontelbare kleinere wezens, entiteiten en dingen die ieder afzonderlijk ook een organisme zijn. De natuur kan dus worden gezien als een onvoorstelbaar (niet te vatten) groots kosmisch netwerk, waarin alles wat bestaat is verweven, omdat het een bestanddeel vormt van het kosmisch geheel. De mens is, als zo’n kleiner individueel organisme, in alle eeuwigheid verweven met de hem omringende kosmische draden van het grote levensweb. Iedere gedachte die hij heeft, elke emotie die hij ervaart en iedere daad volgend op de impulsen die voortkomen uit deze gedachten en emoties, vormen dus een uiterst ingewikkeld weefsel van het lot dat de mens voortdurend om zich heen weeft en dat hij vanuit een bepaald gezichtspunt zelf is.

Dit is uiteraard geen fatalisme, dat zou zeggen dat de mens maar een marionet of een willoos slachtoffer is van een ondoorgrondelijk lot dat hem naar willekeur heen en weer slingert. Het is geen fatalisme om de eenvoudige reden dat wij als bewust wezen zelf dat levensweb maken. Fatalisme voldoet niet aan de inzichten van de verstandelijke vermogens van de mens, noch aan de intuïtieve ingevingen van zijn geest of de aspiraties van zijn ziel. De esoterische traditie leert dat de mens in het uiteindelijke verloop van zijn lotsbestemming een wezen is met een wil. Hij maakt voortdurend gebruik van wat hij reeds aan vrije wil bezit. Zijn wil is vrij naargelang van de graad die hij heeft bereikt om zich zelfbewust te verenigen met zijn monade. Vrije wil en fatalisme gaan uiteraard niet samen. Het spinnen van de weefsels van het lot waarin de mens zich voortdurend door uitoefening van zijn vrije wil hult, wordt aangeduid door de Sanskrietterm ‘Karma’.

3. HET RECHTVAARDIGHEIDSPRINCIPE
Het menselijk leven is schijnbaar vol onrecht: verschillen in materiële omstandigheden, kansen, talenten, tegenslagen, ongelukken, enz… Is er rechtvaardigheid in deze wereld? Kan de diepere oorzaak achter al deze menselijke verschillen worden achterhaald?
Stellen we ons even voor dat karma niet zou bestaan en bekijken we dan de enorme verschillen bij de geboorte en het verdere leven van een mens in alle opzichten, zowel fysisch, intellectueel, geestelijk en sociaal. Dit is dan gewoon genetisch en sociaal toeval? Waar kunnen wij een liefdevolle en rechtvaardige God plaatsen indien dit aardse toneel aan het toeval wordt overgelaten? Eén leven, zo verschillend in aanvang van een ander, zowel op genetisch als op opvoedkundig vlak, en de daaruit voortvloeiende levensomstandigheden bepalen dan een eeuwigheid van geluk (de hemel) of ongeluk (de hel)… Is dit aannemelijk indien wij geloven in een rechtvaardige God? Neen, de gehele schepping zit ordelijk en wetmatig in elkaar, ook in geestelijk opzicht. Toeval en willekeur hebben daarin geen plaats. Wanneer de mens iets als toeval ervaart, is dit het gevolg van zijn gebrek aan kennis van en inzicht in de omstandigheden in vele vorige levens en het huidige.

We kunnen met nadruk stellen dat het persoonlijk leven van elke mens, alsook dat alle grote maatschappelijke euvels in het dagelijks leven, klassenverschillen in de maatschappij, discriminatie, ongelijke verdeling van kapitaal en arbeid, allemaal het gevolg is van wat men kort en bondig maar naar waarheid, “karma” kan noemen.
Alleen deze leer kan ons het geheimzinnig vraagstuk van goed en kwaad verklaren en de mens verzoenen met de vreselijke en schijnbare onrechtvaardigheid van het leven.

Slechts de zekerheid die deze leer biedt, kan ons in opstand gekomen gevoel van rechtvaardigheid tot rust brengen. Het kan zijn dat iemand die deze edele leer niet kent, de ongelijkheid ziet van geboorte en lot, van verstand, capaciteiten, enz… Hij stelt vast dat er eer wordt bewezen aan dwazen en losbollen, die ten gevolge van hun geboorte door het lot met gunsten zijn overladen. Een mens kan wereldse weelde en een hoge positie hebben die hem vele ‘behaaglijkheden’ en ‘vreugden’ geven. Toch kan dit leven, indien hij uit zijn verleden geen enkele ‘inspiratie’ voor zijn denkvermogen heeft meegebracht, voor het grootste deel slechts uit aangename beuzelarijen bestaan. Dit luxueus leventje wijst dus op zichzelf niet noodzakelijk op een goed karma.

En intussen kan de naaste buurman van deze losbollen met al zijn edele deugden omkomen van armoede en geen enkele sympathie kennen. Terwijl de aandachtige waarnemer dit ziet en niet in staat is dit ‘onverdiende’ lijden te verlichten is het eigenlijk alleen de wet van reïncarnatie en karma die hem inzicht kan geven hierin.
Deze wet beschikt niets en voor niemand iets voor. Zij (deze wet) handelt niet, want zij is de handeling zelf. Karma is daarom niet iets buiten ons, we zijn ons eigen karma. Iemand verdrinkt niet door de golf, maar door de persoonlijke daad van diegene die weloverwogen handelt en zich blootstelt aan de onpersoonlijke werking van de wetten die de bewegingen in de oceaan regelt.

De mens maakt plannen en schept oorzaken en de karmische wet past de gevolgen hierbij aan. Deze aanpassing is geen handeling, maar universele harmonie, die er steeds toe neigt om naar de oorspronkelijke toestand terug te keren, zoals een tak die te sterk wordt neergebogen, met overeenkomstige kracht terugspringt. Als de arm, die probeerde deze tak uit de natuurlijke stand te buigen, wordt ontwricht, moeten we dan zeggen dat de tak onze arm brak, of dat onze dwaasheid of onvoorzichtigheid (of onwetendheid in algemene termen) ons dit ongeluk heeft bezorgd?

Karma is dus op het spirituele vlak een wet van evenwicht en compensatie, die een inherente rechtvaardigheid en het principe van een geordend universum garandeert. Op deze wijze is er geen enkele vorm van willekeur of toeval. Karma geeft hiermee een antwoord op de schijnbare onrechtvaardigheid van deze wereld. Door een tekort aan inzicht lijkt het soms dat de “goeden” onrechtvaardig benadeeld worden en de “slechten” het goed hebben. Slechts een zicht op de lange keten van incarnaties en de karmische handelingen van een persoon kan de strikte rechtvaardigheid van de gebeurtenissen verklaren.

4. NORM VOOR SPIRITUELE VOORUITGANG
De norm voor spirituele vooruitgang is bewust mee te werken aan het grootse goddelijke evolutieplan, door het ontwikkelen van de menselijke en spirituele waarden en het ontwikkelen van onvergankelijke kennis en wijsheid. Het hoeft amper gezegd dat er positief en negatief karma bestaat. Bij het begrip karma hebben velen de neiging vooral het negatieve te beklemtonen, hetgeen uiteraard een eenzijdige benadering is, maar door tegenslag en lijden is de mens in het algemeen het meest hierop gefixeerd.
Wij vertrekken in elk leven steeds vanaf het niveau dat we bereikt hebben bij het einde van het vorige leven, met daaraan toegevoegd de verwerking (verdieping en bevestiging) van ons aardse leven in de geestelijke wereld tussen twee levens in. We zijn dus op dit ogenblik de resultante van onze vorige levens en moeten er naar streven ons oud karma in te lossen, geen nieuw negatief karma aan te maken maar wel positief. Na lange evolutieperioden kunnen we de bevrijding bereiken en hoeven niet terug op aarde te komen om te incarneren.

Het handelen zonder gehechtheid aan de resultaten van onze handelingen en aan alles wat ons aan de aarde bindt, lost uiteindelijk alle karma op. De monade in de mens is een onuitputtelijke bron van goddelijke energie. Wanneer deze energie wordt aangewend voor een vriendelijke daad is zij weldadig en zo’n aanwending noemen wij ‘goed’. Wanneer ze wordt gebruikt om een ander te schaden noemen we zo’n gebruik ‘kwaad’. De wet van karma drukt de samenhang uit van oorzaak en gevolg bij het gebruik van energie bij de mens.
Een belangrijk beginsel dat men moet vatten om karma te begrijpen, is dat wij te doen hebben met kracht en de uitwerking hiervan. Deze kracht behoort tot de fysieke wereld van beweging met ons fysiek lichaam, tot de astrale wereld van het voelen met ons astraal lichaam en tot de wereld van het mentale met manas of het denken. Al naar het gebruik van deze energie werken wij mee of werken wij tegen het goddelijke plan.
Het incarneren op deze planeet aarde is een noodzakelijke fase waar we door moeten, omdat we hier heel specifieke ervaringsmogelijkheden hebben. In die zin is het dus goed omdat we op die manier geestelijk kunnen evolueren. Echter, het is maar een voorlopige situatie die we uiteindelijk moeten overstijgen. Feitelijk maken de meeste mensen bij het aflossen en het nieuw aanmaken van karma een mengsel van goed en slecht. Het is een feit, dat zolang de mens het evolutieplan niet begrijpt, er zich, van leven tot leven niet veel wijzigt. Voorspoed en tegenspoed, smarten en vreugden wisselen elkaar af, terwijl er zo vele levens voorbij gaan. Alleen de wijzen die heel bewust een keuze hebben gemaakt zullen een grotere hoeveelheid goed karma teweegbrengen en vooruitgang maken naar het Meesterschap eerst en verder naar de bevrijding.
Wanneer een mens er dus standvastig naar streeft het ‘Plan van de Logos’ te dienen, niet voor zichzelf te leven, maar voor zijn medemensen, vinden er grote veranderingen plaats in zijn karma, wordt zijn evolutie verhaast en zal hij tenslotte niet meer hoeven te reïncarneren eens hij het niveau van een Dhyan-chohan heeft bereikt. Dit ligt echter naar ver van ons huidig spiritueel niveau.

5. DE MENS MAAKT ZIJN EIGEN LEVENSLOT
We vormen ons eigen leven, we bepalen ons eigen lot, en we zijn in geestelijk, moreel en intellectueel, psychisch en zelfs in fysiek opzicht voor alles verantwoordelijk. De wet van karma is de basis van deze (manhaftige) krachtige leer, die geen ruimte laat voor morele lafheid, geen ruimte om onze verantwoordelijkheid op de schouders van een ander te leggen; van God, een engel, een mens of een demon. We kunnen goden worden, indien we dit willen, omdat we zelfs op dit ogenblik, in de kiem goden zijn. We beginnen onze evolutionaire reis als een onbewuste godsvonk en keren, de grote cyclus van het manvantara volgend, tot een zelfbewuste godheid.

We kunnen echter ook afzakken naar steeds diepere niveaus van zelfzucht met alle gevolgen van dien. Aan ons de keuze. De voortdurende aanwezigheid in ons midden van alle elementen van strijd en tegenstelling, verdeling van rassen, volkeren, gemeenschappen en individuen in Kaïn en Abels, wolven en lammeren, zijn de voornaamste oorzaken van zelfzucht van velen en het voortbrengen van negatief karma.

Wij vormen deze talrijke kronkelwegen van ons dagelijks lot met onze eigen handen, terwijl we ons soms verbeelden dat we het spoor volgen op de koninklijke hoofdweg van fatsoen en plicht. We zijn verbaasd over het mysterie van de omstandigheden die we zelf hebben gemaakt en over de raadsels van het leven die we maar niet kunnen oplossen. We zouden de grote sfinx beschuldigen dat ze ons verslindt. (De sfinx wordt in de Griekse mythologie voorgesteld als een roofgierig monster. Zij gaf de voorbijtrekkende een raadsel en ieder die het niet kon oplossen werd verslonden). Zorg dat je niet wordt verslonden door het ‘raadsel’ van het karma!

Er is geen ongeval in ons leven, geen ongeluksdag, geen tegenspoed die niet kan worden herleid tot onze eigen daden in dit of een ander leven. Als men de wetten van harmonie of die van het leven overtreedt, moet men er op voorbereid zijn tot de chaos te vervallen die men zelf heeft voortgebracht.

De wet van karma leert ons dus als fundamenteel gegeven dat wij ons hebben gemaakt tot wat wij nu zijn door onze vroegere daden, en dat we aan onze eeuwige toekomst bouwen door onze huidige daden. Er is geen ander lot dan datgene dat we zelf bepalen. Er is geen verlossing of verdoemenis behalve die wijzelf teweegbrengen. Omdat deze leer geen vrijplaats biedt voor begane wandaden en een door en door moedige houding vereist, is ze voor de zwakke naturen minder welkom dan de gemakkelijke godsdienstige dogma’s van plaatsvervangend lijden, voorspraak, vergeving en bekeringen op het sterfbed. In het rijk van de eeuwige gerechtigheid zijn wandaad en straf (gevolg) onafscheidelijk verbonden, als dezelfde gebeurtenis, omdat er geen werkelijk onderscheid bestaat tussen de daad en haar gevolg. Wij kunnen alleen inzien dat, als de dingen voor ons anders hadden moeten zijn, ze ook anders zouden zijn geweest; dat wij zijn wat wij van onszelf hebben gemaakt en alleen hebben wat we voor onszelf hebben verdiend.

De wet van karma is de belangrijkste reden om zich met zijn levensomstandigheden in dit leven te verzoenen en ook de sterkste prikkel om te proberen het steeds beter te doen. Door het beter te doen kunnen we beperkt het negatief karma van vroeger gedeeltelijk neutraliseren. Wie daarom in karma gelooft, gelooft in de lotsbestemming die ieder mens van zijn geboorte tot zijn dood, draad voor draad om zich heen weeft, zoals een spin haar web. Wanneer de laatste draad is geweven en de mens als het ware is gewikkeld in het net dat hij zelf maakte, wordt hij volledig beheerst door zijn zelf gemaakt lot, steeds in wisselwerking met zijn vrije wil.

6. VRIJE WIL EN KARMA
Wanneer het hoogste bewustzijn van de mens zijn eigen transcendente vermogens tot uitdrukking kan brengen, dan hebben we de vrije wil. Naarmate de mens innerlijke en transcendente vermogens ontwikkelt, bezit hij ook in steeds ruimere mate het vermogen van vrije keuze, vrije handeling en vrije wil. Het is duidelijk dat de wil van de mens vrijer is naarmate hij zich verenigt met de oervorm (de monade) in hem. Vrije wil is immers een energie van de altijd ononderbroken draad van bewustzijn die ons verbindt met het oneindige Bewustzijn. Afhankelijk van zijn individuele ontwikkeling heeft de mens dus nu reeds een zekere mate van vrije wil. Zijn vrije wil (die een aspect is van zijn ziel) is het beginsel dat hem met de diepste kern van de kosmos verbindt.

De wil van de mens is dus reeds gedeeltelijk vrij en gedeeltelijk beperkt door de karmische gevolgen van zijn daden in het verleden. Hij kan het (karmisch) lot dat hem beheerst niet ontlopen, maar hij heeft de keus tussen twee paden. Hij kan steeds meer in de ellende wegzakken (indien negatief karma zijn voornaamste deel is) of hij kan het pad volgen van steeds grotere spiritualiteit, met toepassing van de ethische consequenties. Er zijn uiterlijke en innerlijke omstandigheden die onze daden beïnvloeden en het ligt in onze macht onze daden te bepalen als reactie op bepaalde karmische omstandigheden.

7. WAT MET DE ERFELIJKHEID?
Elk mens maakt goed of slecht karma met elke daad en elke gedachte in zijn dagelijks leven, en hij werkt tegelijkertijd in dit leven het karma uit dat teweeg is gebracht door de daden en begeerten van vorige levens. Wanneer wij mensen zien die door aangeboren kwalen zijn getroffen, kan veilig worden aangenomen dat deze kwalen de onvermijdelijke gevolgen zijn van oorzaken die zij zelf in een vorig leven hebben gelegd (uitspraak van Sinnett, bedreven theosofische schrijver). Men zou kunnen aanvoeren dat die aandoeningen niets te maken hebben met een vroegere incarnatie, maar gewoon met erfelijkheid.

Men moet echter wel bedenken dat de werkelijke mens, de individualiteit, niet zijn geestelijke oorsprong heeft bij de ouders bij wie hij een lichaam aanneemt, maar dat hij door de banden die hij door zijn vroegere levenswijze heeft gesmeed, in de stroom wordt getrokken die hem als de tijd voor wedergeboorte aanbreekt, naar het gezin voert dat voor zijn ontwikkeling het meest geschikt is. (zie hieromtrent “De wet van synchroniciteit” in het hoofdstuk ‘Toeval’.)

Wanneer iemand sterft, neemt hij de essentie van het karakter (het eigene of specifieke van zijn monade of individualiteit) dat hij in vorige levens heeft opgebouwd, naar de onzichtbare werelden mee. In de devachan zijn de krachten van karma nu aandrijvende oorzaken, ze zijn tijdens de vele levens op aarde in het weefsel van de ziel sterk verweven. Tegen het einde van de devachan voelt de ziel terug de aantrekking van de aarde en zullen deze oorzaken van vorige levens als toekomstige oorzaken hun uitwerking kennen in het volgende leven.

Dit geheel van karmische eigenschappen worden aangeduid met de Sanskrietterm ‘Skandha’s’. Het is als het zaad van onuitgewerkte impulsen die latent aanwezig blijven tot de tijd komt waarin ze de gelegenheid krijgen in een ander aards leven verder tot bloei te komen. Het reïncarnerende wezen trekt ze weer tot zich als het opnieuw afdaalt door de poort van de geboorte. Naarmate het kind groeit, manifesteren ze zich geleidelijk als neigingen, aanleg, krachten en zwakheden, samengevat als het karakter of het eigene van die persoonlijkheid in dat leven. We mogen deze persoonlijkheid niet verwarren met de onsterfelijke individualiteit die blijvend in de hogere triade aanwezig is, weliswaar in relatie met de persoonlijkheid. Het zijn deze skandha’s, die de nieuwe persoonlijkheid vormen en die hem tot een nauwkeurig resultaat vormen van wat hij in vorige levens deed en dacht.

8. ONVERDIEND LIJDEN?
Als we veel lijden als gevolg van de handelingen van een ander (of in het algemeen) kunnen we ons moeilijk voorstellen dat we dit in een vorig leven door onze, ongeveer dezelfde foutieve handelingen, hebben veroorzaakt. Nochtans kan diegene, die ons dit aandoet, op zijn beurt nooit ontkomen aan de verschuldigde compensatie van de natuurwet. Maar ons leed en ons zogenaamd onrecht zou ons niet zijn overkomen als we niet in het verleden de zaden van deze gevolgen als oorzaken hadden gepland.
Niettemin is het mogelijk dat een persoon soms moet lijden door de slechte daden van anderen, die hun vrije wil slecht gebruiken en die niet altijd tot het eigen karma van de persoon die het ondergaat behoort (dit zou niet conform zijn met het karmisch rechtvaardigheidsprincipe). Voor dat lijden is er uiteraard altijd een compensatie, indien dit niet het geval was, zou karma niet strikt rechtvaardig zijn. Onze filosofie leert ons dat het karma meestal de persoon in een volgende incarnatie treft, maar het werkt ook in hetzelfde leven. Denk aan iemand die longkanker krijgt door te roken, ook dat is karma. Karma is ook als een tedere moeder die de wonden heelt die in een vorig leven zijn aangebracht, zoals bijvoorbeeld in het geval van een rechtvaardige compensatie als resultaat van positief karma.

Het is ook nooit juist om het uitwerken van karma tegen te gaan, laat het komen en laten we er van af zijn. Men zou het karma op een bepaald ogenblik zeer bruusk kunnen onderdrukken, door levensomstandigheden te ontlopen die lastig zijn (bv. niet zorgen voor eigen gehandicapt kind, of niet bij een zieke partner blijven voor wie men in feite wel zou kunnen zorgen, enz…). Deze zaden van karma krijgen nu de gelegenheid te groeien, hoe vreemd dit ook moge klinken. Maar men heeft zijn karmische verantwoordelijkheid ontlopen en dit ‘rijpen van karma’ mogelijk gemaakt. In latere incarnaties zullen ze veel moeilijker te hanteren zijn dan wanneer ze niet tevoren waren onderdrukt toen ze nog niet waren ontkiemd. Vergeet niet dat men in de geestelijke wereld deze karmische omstandigheden als een ‘haalbare kaart’ had aanvaard. Zie verder in 10. “Inzicht in ons karma”.

De ‘gewone mens’ als voertuig van hogere lichamen voelt zich vaak bewust of halfbewust het slachtoffer van karmische oorzaken die in vorige levens in gang zijn gezet en waarvan de tegenwoordige fysieke mens zich daarvan totaal niet bewust is. Hij heeft dat helemaal niet gewild, begrijpt de reden niet en voelt zich daardoor een ‘slachtoffer’. Zo komt het dat de mens zijn ‘lot’ als ‘onverdiend lijden’ ervaart. Indien we de redenen waarom een of andere tegenslag of lijden ons treft, tot de eerste bron van veroorzaking konden nagaan, zouden we helder inzien dat ook het zogenaamde ‘onverdiende lijden’ in oorsprong een gevolg is van onze eigen gedachten, emoties en daden. We zijn ze reeds lang vergeten en zijn uit ons bewustzijn verdwenen, maar niet uit ons onderbewustzijn, soms achterhaalbaar in diepe hypnose. In werkelijkheid bestaan ze wel en zijn we steeds bezig ze uit te werken, als we ze tenminste niet ontlopen of nieuw (negatief) karma bijmaken.
Elke entiteit volgt zijn eigen pad van het lot, hij weeft zijn eigen web, niet alleen rond zichzelf, maar hij is zelf dat weefsel van het lot, want het is een weefsel van karakter, dus samengesteld uit een mengeling van krachten en substanties die tot zijn zevenvoudige constitutie behoren. Hierin ligt de verklaring van hoe het kwaad of de slechtheid in de wereld ontstaat. Het is door de ingewikkelde en eigenzinnige handelingen van grote aantallen individuen die hun betrekkelijke vrije wil en intelligentie verkeerd gebruiken. Omdat deze onvolmaakte entiteiten door onwetendheid en hartstocht, vaak een verkeerde keuze maken, ten nadele en tot schade van anderen om hen heen, brengt die botsing van willen de gecompliceerde verstrengeling van de draden en de vele weefsels van het lot tot stand.

We hebben dus geen bewuste herinnering aan de oorzaken die aan ons leed ten grondslag liggen. Ons karakter kan sinds de fout uit vorige levens een enorme verbetering hebben ondergaan, waardoor wij de pijn die wij ondergaan nog sterker als ‘onverdiend’ zullen ervaren. Deze ‘nieuwe’ mens zal toch omwille van de strikte karmische gerechtigheid de gevolgen moeten dragen.

Een voorbeeld kan dit begrijpelijker maken. Een jonge man kan in zijn jeugd zware misdaden hebben begaan die echter nooit aan het licht kwamen. Intussen is hij in het algemeen een voorbeeld van een rechtschapen man geworden. Rond zijn zestig jaar wordt zijn misdaad bekend en ondergaat hij de kwellingen van een verdoemde. Iets dergelijks doet zich voor met Jean Valjean in “Les Miserables” van Victor Hugo. Is deze man van zestig verantwoordelijk voor de onnadenkende jongen van twintig? En wat met de schade die hij heeft teweeggebracht bij anderen en het evenwicht die terug moet hersteld worden? Toegepast op de doortocht van verschillende geboorten, heeft deze mens niet in dit leven deze misdaad begaan maar moet hij de gevolgen dragen van de onevenwichtigheid die hij heeft veroorzaakt in vorige levens.

Tenslotte kunnen we het zogenaamde ‘onverdiende lijden’ uit een totaal andere invalshoek benaderen. Sommige zielen, bezorgen zich veel ‘pijn’, ‘zorgen’ en ‘moeilijkheden’ omdat ze weloverwogen leed en pijn van de wereld willen verhelpen, zoals bijvoorbeeld Gandhi die jaren doorbracht in de gevangenis voor zijn geweldloze strijd voor meer recht. Ze hebben dit leed natuurlijk niet verdiend als vergelding voor verkeerde daden in het verleden. Iedere ‘Chela’ of leerling kiest uiteindelijk dit pad dat naar de goden leidt. Dit is uiteindelijk geen ‘onverdiend lijden’ maar in laatste instantie, als woordspeling dan, een ‘onverdiende vreugde’ en voldoening als resultaat voor het goede dat men doet.

9. COLLECTIEF LIJDEN
Hoe moeten wij al dat kwaad begrijpen dat min of meer zonder onderscheid op de grote massa van de mensen schijnt neer te komen? Is dit werkelijk verdient? Is dit individueel karma, dit is een vraag die velen zich stellen. Dit kwaad behoort niet altijd specifiek bij een individu, het is min of meer ‘algemeen’. Het is ook op een brede basis van onderlinge menselijke afhankelijkheid dat de wet van karma rechtvaardig werkt. Karma zou onmogelijk het evenwicht van krachten in het leven en de loop van de wereld kunnen herstellen, als het niet een breed en algemeen vlak van werking had. De theosofie ziet het als een waarheid dat de onderlinge afhankelijkheid van de mensheid de oorzaak is van het distributief (verdelend) karma, zoals het wordt genoemd. Het is deze wet die de oplossing biedt voor het grote vraagstuk van het collectief lijden. Indien men door catastrofen mede moet lijden zal dit steeds proportioneel zijn met het persoonlijk karma en wat er niet bij paste zal in dit of in een volgend leven vereffend worden. Indien dit niet zo was zou er een onrechtvaardigheid plaatsvinden die nooit het geval is bij karma.

10. INZICHT IN ONS KARMA
Een mens moet niet blindelings lijden onder de karmische gevolgen van zijn daden. Op een bepaald ogenblik na de dood ziet hij, met de liefdevolle aanwezigheid van een goddelijke Meester, zijn hele afgelopen leven tot in de kleinste bijzonderheden aan zich voorbijgaan zo helder als de werkelijkheid. Hij is diep verbonden met de Meester, hij is dan ook niet geflatteerd van wat hij ziet, gaat niet op in waan of is niet opstandig, hij ziet en begrijpt zichzelf nu. Hij is toeschouwer van zijn eigen leven en voelt en ziet dat alles wat hij heeft meegemaakt, zowel vreugden als lijden rechtvaardig was.

De reïncarnerende individualiteit heeft het inherente vermogen met zijn relatief vrije wil om te kiezen. Alvorens zich opnieuw te belichamen heeft hij dus de mogelijkheid, geleid door de ‘Meesters van Karma’, om de samenkomende karmische oorzaken ‘beperkt’ uit te kiezen, maar steeds in functie van zijn karma.

Indien bij de geboorte alle negatief karma zijn uitwerking zou hebben zouden we dit niet aankunnen. Daarom wordt door de Meesters van Karma, samen met ons, indien we daartoe reeds in staat zijn, een zorgvuldige regeling getroffen. De Meesters belonen noch straffen, maar regelen de werking van ons karma zodanig dat we in onze evolutie een stap kunnen vooruit zetten.
Dit vermogen om te kiezen bij het begin van een nieuwe geboorte op aarde is hetzelfde als ieder normaal mens tijdens zijn hele incarnatie gebruikt. Van dag tot dag, van jaar tot jaar kiest hij die handelswijze die volgens hem de voorkeur verdient, uit de zovele duizenden mogelijkheden die het leven hem biedt. Niet gekozen karmische oorzaken zullen we bij een volgende gelegenheid moeten kiezen wanneer we in een toekomstig leven een nieuwe loopbaan op aarde beginnen.

11. ETHIEK EN KARMA
Doordat we allemaal samen zijn verweven in ingewikkelde, gecompliceerde weefsels van het lot, mens met mens en deze met alle andere elementen in het heelal, wordt het een vanzelfsprekende filosofische en religieuze grondregel dat wederzijdse hulp, het dragen van de lasten van elkaar en het zich onthouden van alle soorten van kwaad in welke vorm dan ook, een van de belangrijke wetten is om onze bestemming te bereiken. Juist op dit weefsel van met elkaar verstrengelde lotsbestemmingen berust de theosofische opvatting dat ethiek niet zomaar op menselijke regels is gebaseerd, maar zijn grondslag heeft in de oerwetten van het heelal zelf. In de huidige tijd bestaat bij sommigen de mening dat een handeling die door velen niet als verkeerd wordt beoordeeld en veel gebeurt ook niet verkeerd is. Men noemt dit situatie-ethiek. Daar doen wij dus niet aan mee, de ethiek is voor ons gegrondvest in de oerwetten van het heelal.

Of we het nu willen of niet, we kunnen niet vermijden anderen ten goede of ten kwade te beïnvloeden. Als we door eigen keuze schade of nadeel berokkenen, treedt de nooit falende wet van kosmische rechtvaardigheid in werking. In dit of een volgend leven zullen we de gevolgen hiervan ondervinden.
De combinatie en wisselwerking van alle intelligenties en willen veroorzaken de ongelijkheden die we rondom ons zien. De wisselwerkingen en het daaruit voortvloeiende botsen van willen is de oorsprong van het kwaad in de wereld. Er zou geen kwaad of disharmonie op aarde zijn, wat de mensen betreft, als er geen conflicten bestonden tussen de wil van de mensen; het is het verkeerde gebruik van dit goddelijk vermogen, hoe paradoxaal het ook klinkt.

We zijn voortdurend bezig het karma van anderen te veranderen, omdat een mens nooit alleen voor zichzelf kan leven. We zijn dus verantwoordelijk voor elkaar en voor alles wat we persoonlijk doen. Karma is als een stofspoor achter het rijtuig. “Neem de geplaveide hoofdweg, door de goddelijke wegwijzers aangegeven, en er zal minder stof opwaaien.” (Sai Baba).

Dat iedere gedachte en daad in het leven een overeenkomstige invloed ten goede of ten kwade op andere leden van de mensenfamilie met zich meebrengt, schenkt een strikt gevoel van rechtvaardigheid, zedelijkheid en onzelfzuchtigheid, die voor het toekomstig geluk en vooruitgang van de mensheid zo nodig zijn.

SLOT
Het karma vatten in zijn volledige werking en betekenis veronderstelt de wijsheid en het niveau van een Adept. Maar wij kunnen wel de eerste beginselen begrijpen, uiterlijk en innerlijk. Daarom moeten wij deze ideeën regelmatig bestuderen en ze meditatief tot ons laten doordringen. Dit kan dan een totale ommekeer teweeg brengen in ons leven, indien we de moed en de standvastigheid hebben naar deze principes te leven.